De meeste piloten gebruiken het magnetisch kompas alleen om hun “directional gyro” regelmatig op te lijnen. Maar als die kapot gaat tijdens de vlucht, zul je toch moeten vertrouwen op het magnetisch kompas. Het is dan belangrijk om te weten dat het magnetisch kompas ook haar afwijkingen heeft. Een verbandje heeft geen zin, je zult er gewoon rekening mee moeten houden. In dit artikel leg ik uit hoe.
Hoe komt het dat een magnetisch kompas die afwijkingen heeft? Als je een magneetnaald helemaal vrij laat hangen aan een touwtje zal hij zich richten naar het noorden/zuiden. Maar hij zal ook schuin gaan hangen, gelijk aan de magnetische dip ofwel magnetische inclinatie. Het aflezen wordt daardoor bemoeilijkt. Daarom wordt een kompas in het vliegtuig op een dusdanige manier ophangen dat het aflezen wel mogelijk wordt. Het nadeel hiervan is echter dat tijdens een niet rechtlijnige horizontale vlucht het kompas gaat schommelen. Hierdoor ontstaan afleesfouten. De meest voorkomende zijn bochtfouten en versnellingsfouten.
Versnellingsfouten zijn afleesfouten ontstaan doordat het vliegtuig versnelt of vertraagt. Bij een versnelling zal door de traagheid de kompasroos voorover hellen. Door die magnetische dip wordt de noordzoekende pool van de naald voorover getrokken. Zolang je in noordelijk of zuidelijke richting vliegt is er weinig aan de hand, maar zodra je oostelijk of westelijk vliegt zal de naald een schijnbare bocht naar het noorden inzetten.
Bij een vertraging is het precies andersom: in oostelijk of westelijke richting zal de naald een schijnbare bocht naar het zuiden inzetten. Je kunt dit onthouden -en daarmee dus het effect negeren- met de afkorting ANDS: Accelerate North, Decelerate South.
Bochtfouten ontstaan ook door door die magnetische dip. In de praktijk betekent dat je eerder of later moet uitrollen dan het kompas lijkt aan te geven. Het ezelsbruggetje hiervoor is UNOS: Undershoot North, Overshoot South. Dit betekent dat bij bochten richting het noorden je het uitrollen van de bocht al moet beginnen voordat je bij de gewenste heading bent. Bij bochten richting het zuiden moet je later uitrollen en de gewenste heading “voorbij” vliegen. Zodra je dan uitgerold bent zul je zien dat het kompas een stukje terugdraait. Was bij de versnellingsfout het effect nul op noord/zuid, bij bochtfouten is het effect het minst op west/oost.
Hou er bij bochtfouten ook rekening mee dat het effect continue voorkomt, zowel bij het begin, gedurende als bij het einde van de bocht. Het kan dus gebeuren dat je een bocht naar links start en dat het kompas tijdelijk een bocht naar rechts lijkt aan te geven. Dit corrigeert zichzelf snel en het kompas zal de bocht als het ware inhalen. Dit betekent niet dat je sneller door de bocht gaat, het is puur het kompas.
ANDS en UNOS zijn makkelijke ezelsbruggetjes om te onthouden in het geval je moet vertrouwen op het magnetisch kompas. Vanwege dezelfde afwijkingen en die magnetische dip kun je de oplijning van je directional gyro dus ook alleen doen tijdens een horizontale vlucht met constante snelheid.
Bedankt voor de uitleg. Heb er veel aan.